Ruim 5000 kinderen zijn niet meer naar school gegaan na de covid-19-periode. Dit baart de leiding van het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (minOWC) zorgen. De scholen waren toen gesloten en sommige districten waren niet toegankelijk voor het ministerie. Toen de scholen weer hun deuren opendeden, was het ministerie 5000 leerlingen kwijt. Dit is heel veel voor Suriname.
Elk land heeft dit probleem, liet minOWC-minister Marie Levens weten in het parlement tijdens de begrotingsbehandeling. Het was een heel onstabiele situatie na de covid-19-periode. In deze periode zijn kinderen hun ouders kwijtgeraakt, ouders hebben hun baan verloren en leerkrachten zijn overleden.
Iedereen denkt dat covid-19 voorbij is, maar voor het onderwijs is het niet voorbij, merkt Levens op. Het ministerie wil al die kinderen terug in school. “We gaan ze zoeken, we gaan ze vinden, we gaan lokalen voor ze bouwen en we gaan ze opvangen”, zegt Levens.
Het onderwijs heeft nog 2000 leerlingen in de afgelopen periode kwijtgeraakt, omdat er rekening is gehouden met de leerkracht. De leerkrachten waren niet langer in staat om te werken met groepen groter dan 30 leerlingen. De minister heeft een geval gehad waar de leerkracht hoge bloeddruk kreeg. Als oplossing werden de klassen in tweeën gesplitst wat werkbaar werd voor de leerkrachten.
Deze splitsing was helaas niet positief voor de leerlingen, omdat ze om de ene dag naar school moesten. Die ene dag dat ze vrij waren werd gebruikt om hun ouders te helpen in plaats van huiswerk te maken.
De leerlingen moesten helpen om onder andere knippa, plastiek zakken te verkopen en andere werkzaamheden te verrichten omdat er sprake is van moeilijke omstandigheden.
Levens benadrukt dat het van belang is om de extra schoollokalen te bouwen. Het moet een prioriteit zijn.