Bij de vergadering van De Nationale Assemblee (DNA) afgelopen donderdag heeft Asis Gajadien, fractieleider van de VHP, de noodzaak van aanpassing en aanscherping van de Wet ter voorkoming en bestrijding van Money Laundering en Terrorismefinanciering (WMTF) en de Wet Internationale Sancties benadrukt.
Gajadien legde uit dat deze wetswijzigingen cruciaal zijn in het kader van de National Risk Assessment (NRA), waarbij de effectiviteit van de regelgeving belangrijker is dan de regelgeving zelf.
Hij benadrukte dat de effectiviteit van de monitoring van Anti-Money Laundering (AML) en het tegengaan van terrorismefinanciering vooral afhankelijk is van de inzet van goed geoutilleerde instituten en een sterk functionerende Belastingdienst. Hij wees erop dat zonder een sterke Belastingdienst, elke transactie in het land als zwart geld kan worden beschouwd.
De focus moet dan ook liggen op de naleving en goede monitoring van de regelgeving, zodat het financiële verkeer toegankelijk blijft voor iedereen, zonder dat het risico bestaat dat mensen worden uitgesloten op basis van willekeurige beslissingen van dienstverleners.
Minister Kenneth Amoksi van Justitie en Politie gaf toelichting op de WMTF-wet. Hij legde uit dat de FATF-aanbevelingen voortdurend worden herzien om misbruik van financiële systemen tegen te gaan. De Surinaamse wetgeving wordt aangepast aan de nieuwste aanbevelingen om te voldoen aan internationale normen. Amoksi stelde dat wijzigingen in de wet onder andere betrekking hebben op de drempelbedragen voor cliëntonderzoek en compliance-vereisten voor dienstverleners.
Politiek Prominente Persoon
Er was ook discussie over de definitie van “politiek prominente persoon” (PPP) in de WMTF-wet. Minister Amoksi verduidelijkte dat deze definitie is afgestemd op de FATF-aanbevelingen en verschilt van de definitie van publieke functionarissen in de anticorruptiewet. De wet beschouwt PPP’s als personen met aanzienlijke invloed op politiek niveau, inclusief hun directe familieleden, zoals echtgenoten, kinderen, ouders en broers en zussen en de echtgenoten en partners van de broers en zussen.
Amoksi merkte op dat de definitie van PPP in de WMTF specifiek is en afwijkt van de bredere definitie van een “publieke functionaris” zoals gedefinieerd in de Anticorruptiewet. De definitie van PPP in de WMTF beperkt zich tot politieke leiders en hun directe familieleden, terwijl de Anticorruptiewet een bredere groep van publieke functionarissen omvat, inclusief personen op lagere niveaus van overheid en administratie.
Daarnaast gaf Amoksi aan dat er geen tijdslimiet verbonden is aan de status van PPP. Een persoon die ooit als PPP heeft gefungeerd, blijft als zodanig beschouwd worden vanwege de potentiële invloed die deze personen nog steeds kunnen uitoefenen, zelfs na hun ambtstermijn.
Er waren ook vragen gesteld over de timing en afhandeling van wetswijzigingen in relatie tot de NRA. Minister Amoksi gaf aan dat er overleg zal plaatsvinden over de verdere afhandeling van de wetten en dat bepaalde concepten al zijn behandeld door de regering en de president.
Blacklisting en 19.5 miljoen euro
Minister Albert Ramdin van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking (BIBIS), gaf aan dat de Wet Internationale Sancties voortvloeit uit internationale verdragen van de VN en daarom resulteert onder zijn ministerie. Het doel van deze wet is om internationale vrede en veiligheid te bevorderen.
Ramdin reageerde ook op vragen over een mogelijke blacklisting door de VS bij de export van wapens en munitie naar Suriname. Hij verklaarde dat er geen sprake is van blacklisting van Suriname, maar dat de VS de exportprocedures heeft verscherpt voor alle landen die niet op de Wassenaar-lijst zijn.
Over de 19.5 miljoen euro zei Ramdin dat de regering altijd aan de zijde van de wet staat. Hij gaf aan dat het een lopende kwestie is die wordt behandeld door de rechterlijke macht in Nederland. “De regering zal zich niet mengen in deze rechtszaak, omdat dit een zaak is voor de Nederlandse rechterlijke macht. Wel heeft de regering goed overleg gehad met betrokken bedrijven, banken en de Centrale Bank van Suriname en hebben zij advocaten in dienst genomen om juridische stappen te ondernemen”, aldus Ramdin.