Sinds het nieuws van de eerste olievondst de samenleving bereikte in januari 2020, is Suriname in de ban van de opkomende offshore olie-industrie. Terwijl velen gefocust zijn op de financiƫle vooruitzichten die de olieontdekking met zich meebrengt, waarschuwt de Amerikaan Collin Rees, programmamanager bij Oil Change International, dat voorzichtigheid de moeder der wijsheid is. Hij wijst voornamelijk op het potentieel van de offshore olie-ontwikkelingsactiviteiten om aanzienlijke milieuschade te veroorzaken.
ADVERTENTIE |
Rees benadrukt: āDe meeste mensen beschouwen de olie-ontwikkeling als baken van hoop, lettend op de financiĆ«le crisis in Suriname. Het is voor hen makkelijk om tunnelvisie te hebben en de milieukwesties die verbonden zijn aan de olie-industrie te vergeten.ā
Als voorbeeld haalt Rees potentiĆ«le olielekkages aan, die kunnen leiden tot de dood van mariene organismen en enorme schade kunnen toebrengen aan economische activiteiten die afhankelijk zijn van de zee. Oil Change International noemt daarom de ernstige schade en gezondheidsrisico’s die gepaard gaan met olielekkages als een van de belangrijkste redenen om fossiele brandstoffen uit te faseren.
Olielekkage in Tobago, een waarschuwend verhaal
Op 7 februari 2024 vond er een desastreuze olielekkage plaats voor de zuidelijke kust van Tobago. Sindsdien heeft de zogeheten oil spill geleid tot vernietiging van de mariene en kustecosystemen van het eiland, wat gevolgen heeft gehad voor de toerismesector. De visserijsector bleef niet gespaard; verschillende media ā van internationale outlets zoals Reuters tot lokale kranten zoals de Trinidad Guardian ā benadrukten dat vissers aanzienlijke verliezen hebben geleden.
De lekkage beschadigde boten en heeft ertoe geleid dat de autoriteiten van Tobago visserijactiviteiten in de getroffen gebieden verboden hebben. De spill dreigde ook verder de Caribische Zee in te drijven en bedreigde het ecologische systeem van de kusten van Venezuela en Bonaire.

Zullen de olie-inkomsten Suriname economische stabiliteit bieden?
In 2023 onthulde Patrick PouyannĆ©, CEO van TotalEnergies (een Franse multinationale geĆÆntegreerde energie- en petroleumonderneming), dat een definitieve investeringsbeslissing door het bedrijf ā met betrekking tot het opereren in Suriname ā naar verwachting aan het einde van 2024 afgerond zou worden, met een verwachte eerste olieproductie in 2028.
De olie- en aardgas data organisatie Natural Gas Intelligence definieert de term ādefinitieve investeringsbeslissingā als de laatste stap van een bedrijf om te bepalen of het doorgaat met de goedkeuring en de bouw van een infrastructuurproject.
Rees zegt dat de Surinaamse bevolking niet moet vergeten dat fossiele brandstoffen volatiele grondstoffen zijn. Hij legt uit:
“Het kan een tijdje geld opleveren, maar er zijn gevallen geweest waarin olieprijzen crashten en werknemers hun banen verloren. Deze industrie moet dan ook niet worden gezien als een middel om een stabiele economische vrede te bereiken. Landen zouden naar verschillende bronnen moeten kijken om hun economie op te bouwen.”
Rees waarschuwde dat sommige fossiele brandstofbedrijven ook valse beloften van ontwikkeling kunnen maken. Hij vraagt de samenleving om ook na te denken over de impact van olie- en aardgasactiviteiten op Surinaamse vissers en kustgemeenschappen.
āDeze mensen worden het meest getroffen door de winning van ruwe olie, door explosies van pijpleidingen, booractiviteiten of olielekkages. De olie-spil van de Deepwater Horizon in de Golf van Mexico in 2010 en talrijke olielekkages in de Caribische Zee zijn hier een bewijs van.ā
Vanuit een andere perspectief op de kwestie legt hij uit: āAan de andere kant zijn dezelfde fossiele brandstoffen verantwoordelijk voor 75 procent van de wereldwijde broeikasgassen die klimaatverandering veroorzaken, wat het welzijn van eenieder op aarde beĆÆnvloedt.”
Reactie Staatsolie
In een schriftelijke verklaring aan de redactie zegt de Staatsolie, dat de olieboringen ver van de kust plaatsvinden. Volgens het bedrijf hebben Oil spill-modellen echter uitgewezen dat bij een mogelijke spill in het diepe offshore-gebied, het grootste deel van de olie de kust van Suriname niet of nauwelijks zal bereiken vanwege de zeestroming, maar wel de kust van andere landen.
In de verklaring werd verder uitgelegd dat de wetgeving bedrijven die betrokken zijn bij offshore olie- en gasexploratie en -productie verplicht om uitgebreide sociaal-maatschappelijke en milieueffectstudies uit te voeren. Op deze manier is het mogelijk om potentiĆ«le milieueffecten te beoordelen, aangezien deze studies helpen risico’s te identificeren en maatregelen te ontwikkelen om schade aan mariene ecosystemen te beperken.

De bedrijven moeten ook een Oil Spill Emergency Plan gereed hebben in geval er ooit eens een spill mocht plaatsvinden. Hierin staat vermeld hoe te handelen bij een mogelijk spill, welke partijen geĆÆnformeerd dienen te worden en welke partijen kunnen assisteren bij de response. Verder moeten de bedrijven adequaat verzekerd zijn en moeten ze hiervan het bewijs overleggen aan Staatsolie.
Nimos coƶrdineert het milieu- en sociaal aspect en Staatsolie let op de gezondheids- en veiligheidsaspecten. Hierbij vraagt Staatsolie de bedrijven om bij elke operatie bewijzen aan te leveren dat zij alles gereed hebben om potentiƫle incidenten te voorkomen. Belangrijk hierbij is hun HSE-managementsysteem, operationeel plan, risicoanalyses, mitigatieplannen, Emergency Preparedness and Response, Performance Monitoring en rapportage. In de productiedelingscontracten zijn er ook bepalingen opgenomen over het milieu en wat te doen in geval van vervuiling en milieuschade.
Het internationale oliebedrijf (de contractor) is bij eventuele schade en vervuiling verantwoordelijk voor het schoonmaken en herstellen en het Nationaal Coƶrdinatie Centrum voor Rampenbeheersing (NCCR) coƶrdineert een eventuele oil spill-mitigatie en -opruiming.
Terwijl Staatsolie de Surinaamse bevolking tracht te verzekeren dat er protocollen gereed staan voor de exploratieactiviteiten, benadrukt de voorzitter van de Suriname Seafood Association, Udo Karg, dat de nadruk moet liggen op het voorkomen van olielekkages.
Karg zegt dat Suriname in de gelegenheid gesteld moet worden om zijn olievoorraden te exploiteren, maar dat dit op een verantwoorde manier moet gebeuren waarbij veiligheidsprotocollen voorop staan.
Karg voegde eraan toe dat Staatsolie vanaf het begin van het proces nauw heeft samengewerkt met de visserijsector om de veiligheidsaspecten van de activiteiten in het offshore olieveld te bespreken.
āIn dat opzicht heeft Staatsolie ons echt voldoende informatie gegeven om bewustwording te creĆ«ren. Wanneer het gaat om de daadwerkelijke productie, hebben we allemaal een collectieve verantwoordelijkheid, vooral de regering, de visserijsector en milieuorganisaties, om ervoor te zorgen dat ons milieu niet wordt vernietigd.ā
Dit verhaal is oorspronkelijk verschenen op Cari-bois Environmental News Network.