Zonder een vuurwapenmachtiging bleek Alwin in het bezit te zijn van een jachtgeweer met patronen, waarmee hij beveiligingswerkzaamheden verrichtte op een goudveld. Nadat een inspecteur de verdachte Alwin en de militair Olton, D. met wapens in een taxi zag stappen, besloot hij hen te achtervolgen.
Op 9 april van dit jaar merkte inspecteur Hardly ter hoogte van White House te Brokopondo dat twee mannen gewapend met vuistvuurwapens in een taxi stapten en achtervolgde hij hen. Aan de Brownsweg werden Alwin en Olton aangehouden en werden in de kofferbak van de taxi twee vuurwapens met bijbehorende munitie aangetroffen en in beslag genomen.
Alwin, die een burger is, werd aangehouden en overgebracht naar het politiebureau, terwijl Olton werd overgedragen aan de Militaire Politie. Zowel bij de politie als tijdens de zitting verklaarde Alwin dat hij samen met Olton als beveiliging werkte voor een zekere majoor Wijngaarde, die ook militair is, en dat de wapens toebehoorden aan deze majoor en sergeant Hoop.
Hij kreeg de wapens om zijn werk te verrichten. Hoewel hij niet met een wapen kan omgaan en ook geen vergunning heeft voor het in bezit hebben van een wapen, moest hij er toch een bij zich dragen. Alwin gaf verder aan dat hij zonder werk zat en daarom de baan accepteerde.
Er was genoeg bewijs om Alwin voor illegaal wapenbezit en munitie te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een geldboete van SRD 3500, te vervangen door hechtenis van zes weken.
Voorts beval de kantonrechter de teruggave van de in beslag genomen vuurwapens aan het Nationaal Leger. De kantonrechter week af van de strafeis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, had geëist en een geldboete van SRD 7500, te vervangen door hechtenis van drie maanden.