Elleson Fraenk, deken van de Surinaamse Orde van Advocaten (SOvA), vindt dat het vernieuwde Burgerlijk Wetboek kansen biedt, maar ook uitdagingen. Volgens haar is deze herziening, die beoogt het privaatrecht te moderniseren en af te stemmen op hedendaagse maatschappelijke verhoudingen, door de juridische gemeenschap als broodnodig beschouwd.
Tegelijkertijd worden echter ook de kinderziektes en interpretatieverschillen zichtbaar die onvermijdelijk zijn bij zo’n grote wetswijziging. Dit gaf zij afgelopen woensdag aan tijdens de installatie van rechter Marjory Sanches en advocaat-generaal Shanta Mahadew bij het Hof van Justitie.
“We bevinden ons in een overgangsfase van formaat. Het nieuwe Burgerlijk Wetboek brengt modernisering en actualisering, maar stelt ons ook voor aanzienlijke uitdagingen,” onderstreepte ze. “Dit vraagt van ons niet alleen juridische bijscholing, maar ook overleg, afstemming en praktische samenwerking,” aldus Fraenk.
Zij wijst erop dat het nieuwe wetboek zich niet alleen richt tot de jurist, maar juist ook de burger moet uitnodigen tot beter begrip van diens rechten en plichten. Duidelijke uitleg, transparantie en maatschappelijk vertrouwen zijn hierbij essentieel. Dat vraagt niet alleen om technische interpretatie, maar ook om menselijke vertaling van het recht. Het nieuwe Burgerlijk Wetboek is op 1 mei 2025 in werking getreden.
In de context van het vernieuwde juridische speelveld heeft de deken van de Orde ook een dringende oproep aan de politiek: respecteer en versterk de onafhankelijke instituten die het fundament van de rechtsstaat vormen. “De rechtsstaat behoort niet toe aan een partij of belangengroep. Zij hoort aan ons allen toe en vereist voortdurende zorg, investering en ondersteuning.”
Fraenk gaf verder aan dat de installatie plaatsvindt in een bestuursperiode waarin de wisseling van de wacht in zicht is, en een nieuw regeerteam aantreedt. Ze sprak de hoop uit dat deze nieuwe bestuurders de rechterlijke macht, het Openbaar Ministerie en de advocatuur niet alleen in woord, maar ook in daad zullen erkennen als gelijkwaardige pijlers van de democratische rechtsorde.
Bijzonder veel nadruk werd gelegd op de rol van het Constitutioneel Hof, dat volgens haar in korte tijd zijn bestaansrecht heeft bewezen. “Het Hof is niet slechts een formele toevoeging, maar een essentieel evenwicht binnen ons staatsbestel. Het verdient structurele institutionele versterking.” Zij riep de verantwoordelijke autoriteiten op om voortvarend werk te maken van een duurzame invulling van deze instelling.
Verder gaf zij aan dat samenwerking van belang is die voorbijgaat aan de traditionele scheidslijnen van toga’s en belangen. “De rechtsgang is geen wedstrijd tussen partijen, maar een gezamenlijke zoektocht naar waarheid, rechtvaardigheid en vertrouwen. Laten we elkaar daarin niet als tegenstanders, maar als partners beschouwen.”