Op 29 december 1992 werd de Surinaamse tak van Conservation International (Conservation International Suriname, CI-S) opgericht. Dat is nu drie decennia geleden. De organisatie blikt met tevredenheid terug. Voor CI-S blijft de focus grotendeels hetzelfde: bos behouden, beschermen en duurzaam beheren in het voordeel van de mensheid. Want zoals de slogan van CI-S luidt: “Nature does not need people, people need nature”. Drie directeuren vertellen hoe de ontwikkelingen zijn geweest in de afgelopen dertig jaar.
Tekst: Euritha Tjan A Way
Beeld: CI-S
Hoewel de focus van Conservation International in de afgelopen dertig jaar ‘natuurbehoud’ is gebleven, is de manier waarop dat is gegaan en zijn de methoden die werden gebruikt om het spreekwoordelijke Rome te bereiken, verschillend geweest. De steeds verdergaande modernisering van concepten in de wereld op het gebied van conservation zijn daarbij leidend geweest en ook de wensen van donoren. Een gegeven is dat het team nu voor andere uitdagingen staat dan dertig jaar terug. Zo neemt de druk op onze natuurlijke hulpbronnen en rijke biodiversiteit toe, zien inheemse en tribale volkeren hun leefgebieden versneld verdwijnen, terwijl vele, duurzame verdienmodellen van overheidswege niet of onvoldoende worden benut.
John Goedschalk is vertrekkend directeur van CI-S. Hij praat over een leerrijke periode de afgelopen tien jaar waarbij hij de organisatie heeft mogen leiden. “Ik heb de NGO-wereld leren kennen en heb gezien hoe belangrijk het is om met gemeenschappen te werken. Tegelijkertijd heb ik vanwege de verouderde wetgeving in Suriname en omdat veel instituten in ons land zwak zijn, ook gezien wat de beperkingen zijn voor het doen aan conservation in Suriname.”
Innovaties
Goedschalk wil zijn kennis vergroten op het gebied van ‘conservation innovaties’ die doorgevoerd worden in het buitenland zoals hoe ‘carbon credits’ daar wel werken. Niet getreurd, hij zal CI-S en zeker het groter doel van bosbehoud wel blijven ondersteunen. “Ik was voordat ik in dienst trad bij CI-S in dienst van het Kabinet van de President als senior Klimaatonderhandelaar. Ik heb dus de kant van de overheid gezien en ik heb de kant van de NGO’s gezien. Nu wil ik meer vanuit de private sector kijken hoe een bijdrage te leveren aan behoud van ons bos.”
Goedschalk benadrukt dat hij dus nog wel verbonden blijft aan CI-S als consultant. Zijn vertrek als directeur bij CI-S lijkt misschien abrupt, maar het was zo gepland. “Na tien jaar is het echt tijd dat ik iets anders ga doen ook,” lacht Goedschalk.
Gemeenschappen versterken
Tijdens zijn periode als directeur is gefocust op het versterken van gemeenschappen om hun bos te behouden. “Want vergis je niet, het zijn de lokale bewoners die het bos behouden. Niet wij in de stad. Een van onze absolute succesverhalen is bijvoorbeeld het project van de Brazilian Nuts (Tuhka). Nu zit er in Alalapadu een fabriek die de noten verwerkt tot Tuhka olie en eetbare noten. Dat is gebeurd op initiatief van de inheemsen zelf en CI-S heeft daarbij geholpen. Als gelijkwaardige partners hebben we dus besloten 235.000 hectare bos te beschermen.”
Die bescherming maakt een natuurlijke aanwas van de noot mogelijk en zo werkt de bescherming van het bos in het voordeel van de lokale bevolking. “Dat is het pad waar we als gelijkwaardige partners voor kiezen: ‘community-based protection’, ‘community-run enterprise’ en dan ‘community-owned enterprise’. Op dit moment zijn we een ‘exit strategie’ aan het uitvoeren om ervoor te zorgen dat het bedrijf en de bescherming ook zonder onze invloed kunnen blijven bestaan.” Dat is de ideale situatie, zegt Goedschalk. “Wij willen overbodig worden als NGO.”
Sustainable livelihood
Vóór Goedschalk was Annette Tjon Sie Fat directeur van CI-S. Ze werd gevraagd door haar voorganger Wim Udenhout om CI-S te komen versterken en kwam bij de organisatie als ‘technical director’. Zij werkte vanuit het toenmalige Unifem-programma wat nu UNWomen is. Haar focus was op het werken met vrouwen van Klaaskreek en omgeving om na te gaan wat ze in hun omgeving zouden kunnen inzetten om zichzelf te ontwikkelen. “Dat was ‘sustainable livelihood’, een nieuwe benadering. Dat ging verder dan alleen conservation,” zegt Tjon Sie Fat. De organisatie maakte toen de ommezwaai van conserveren naar groene ontwikkeling.
“Udenhout was ervan overtuigd dat ‘sustainable livelihood’ de groene ontwikkeling kon gaan dragen.” Tjon Sie Fat weet nog dat CI-S de overheid in die periode heeft geholpen bij het doorvoeren van de gedachte van groene ontwikkeling in haar ontwikkelingsvisie. “Dat hield in: het veranderen van de focus van mijnbouw bijvoorbeeld naar meer duurzame sectoren zoals ecotoerisme, natuurtoerisme en avontuurtoerisme”. Ook de gedachte van ‘ecosystem services’ werd toen geïntroduceerd.
Dat houdt zoveel in als degene die het meeste vervuilt, vergoedt degene die het meeste beschermt voor het ecosysteem waar het om gaat. “Bijvoorbeeld water. De mensen die aan de bovenloop van de rivier wonen en die het schoonhouden, worden vergoed door de mensen die aan de benedenloop wonen en het meeste vervuilen. Je haalt dan geld weg bij de vervuiler voor het vergoeden van degene die het minst vervuilt, maar daardoor misschien in ontwikkeling achterblijft. Dan stop je dat in voorzieningen voor dat gebied. Je betaalt ze dus voor de service. Nu is het principe bekend als green funding.”
Een van de ontwikkelingen die Tjon Sie Fat, die tot 2012 directeur bleef van CI-S, heel prettig vond, was dat CI-S in haar periode kwam te resorteren onder CI-Zuid-Amerika. “Dat was heel prettig werken, want we hadden dezelfde uitdagingen en begrepen elkaar beter.”
Oprichter
De eerste directeur van CI-S was de oprichter van de organisatie. Dat was Stan Malone. Opmerkelijk is dat zowel Tjon Sie Fat, Goedschalk als Malone nog steeds overlopen van passie voor behoud van ons bos. Malone noemt zijn periode bij CI-S van 1992 tot 2006 zelfs “een levenswerk.”
Malone moest behoud van het bos in Suriname na de Binnenlandse Oorlog bijna letterlijk weer van de grond opstarten. “De situatie in het land was heel slecht.” Hij beschrijft hoe boomkenner Frist van Troon een pakslaag kreeg van een van de lokalen tijdens een bezoek aan Raleighvallen. “Zo gespannen was de situatie toen nog. De instituten zoals Lands Bosbeheer (LBB) klapten in elkaar omdat veel mensen weggingen en er geen geld was voor herstel. Ook geld voor bescherming van ons bos was er niet.”
Dat was ook zijn motivatie om in 1992 CI-S op te richten. Malone besloot internationaal aansluiting te zoeken bij mensen die enerzijds bekend waren met Suriname én die toegang hadden tot internationale milieufondsen. Zo kwam hij in contact met Mark Plotkin en Russ Mittermeier. “Die twee hadden hun PhD onderzoek gedaan met hulp van Surinamers,” legt Malone uit. Plotkin had onderzoek gedaan naar medicinale planten bij de Trio-inheemsen in Zuid-Suriname en Mittemeier naar de primaten (apen) in het Raleighvallen Natuurreservaat. “Zij hadden hart voor Suriname en waren bereid om iets terug te doen.” Via hen kwam Malone tot het plan om de Surinaamse tak van Conservation International op te zetten.
Behoud biodiversiteit
Het plan werd een succes en het eerste bestuur bestond uit Malone zelf, Yvette Merton en Reggy Nelson. “We begonnen met workshops om de bewustwording op te voeren en aangezien Suriname partij was bij de biodiversiteitsconventie gingen we ons focussen op behoud van biodiversiteit.” CI-S wilde toentertijd de aandacht richten op de ontwikkeling van medicinale planten als bosbijproduct. Dat zou geld en motivatie opleveren voor het behoud van het bos. Merton was belast met het ontwikkelen van de contracten omdat de aandacht van CI-S altijd gericht is op het behartigen van de belangen van de plaatselijke gemeenschap. Malone praat vol trots over the International Cooperative Biodiversity Groups (ICBG) waarbinnen Suriname ook heel veel werk heeft verzet.
CSNR
Ook werd het Centraal Suriname Natuurreservaat (CSNR) in zijn periode gerealiseerd. Het idee kreeg volgens hem vooral bijval vanwege de bedreiging door ruim 62 geregistreerde grote Zuid-Aziatische houtbedrijven die eerder zeer actief waren in Suriname. Hij noemt daarbij Musa, Beryaja en Suriatlantic. Tijdens een van de eerste klimaatconferenties was bovendien ook erop aangedrongen het percentage beschermd gebied in de wereld te vergroten. Het team van CI-S bewees dat het in Suriname zou kunnen door samenvoeging van het Raleighvallen Natuurreservaat, het Tafelberg Natuurreservaat, het Eilerts de Haangebergte Natuurreservaat alsook het tussenliggende gebied dat samen 10 procent van het grondgebied van Suriname beslaat.
De proclamatie van CSNR kwam in New York waar ook acteur Harrisson Ford, die Suriname daarvoor met enkele bekende wereldsterren had bezocht, aanwezig was. Allen verleenden na hun bezoek aan Suriname hun medewerking tot het opzetten van de Suriname Conservation Foundation als milieufonds en compensatie voor de bijdrage van Suriname aan de oproep van de wereld voor behoud van de natuur. In het jaar 2000 werd dit natuurreservaat door de Unesco erkend als belangrijk voor de wereldgemeenschap en opgenomen op de werelderfgoedlijst.
Vertrekkend directeur Goedschalk is ingenomen met de bijdrage van elk van zijn voorgangers en gaat er vanuit dat ook zijn opvolger zich maximaal zal inzetten voor behoud van het bos. “Ik moet wel zeggen dat ik als iemand die van de overheid kwam tien jaar terug had verwacht veel meer te kunnen doen als directeur van een NGO. Met meer geld, meer mensen en meer armslag was ik van plan bergen te verzetten. Maar ik heb mij daar een beetje op verkeken.”
Geen agenda
Dat heeft volgens hem te maken met de argwaan die de overheid vaak genoeg heeft tegen NGO’s. Goedschalk zegt ook wel te begrijpen dat de overheid soms niet zo snel kan werken aan bosbehoud als NGO’s. “Wij hebben dertig man, een redelijk budget en we hebben ook goede faciliteiten. Aan de andere kant zitten vaak zeer gemotiveerde mensen bij de overheid die wel willen, maar er is bijvoorbeeld geen inkt, geen papier en noem maar op. Voor die mensen heb ik veel respect want ze blijven doorgaan.” Daarom zegt Goedschalk dat eenieder de eigen verantwoordelijkheid voor behoud van het bos moet dragen. “Niet wachten op de overheid.”
Alle drie geïnterviewde directeuren hopen dat CI-S blijft voortgaan op de ingeslagen weg. “We moeten er als land ook aan werken dat we gecompenseerd worden voor het behoud van het bos. We nemen als land netto 21 miljoen ton C02 op. Er wordt geld gegeven aan fabrieken om C02 op te nemen. Wij moeten als land dus ook gecompenseerd worden voor wat wij doen,” aldus Goedschalk. Hij had graag gezien dat de Wet duurzaam natuurbeheer vóór zijn vertrek was aangenomen door De Nationale Assemblee en dat de Nationale Milieu Autoriteit reeds een feit was. “Maar ik zal me ook vanuit de private sector als persoon hiervoor blijven inspannen.”