Zoals u wellicht weet had NDP-fractieleider Rabindre Parmessar meegedeeld dat er drie parlementariërs op de dodenlijst stonden. Wie de dodenlijst had samengesteld en wie er allemaal op die dodenlijst stonden, liet hij in het midden. Hij zei wel dat de informatie uit een betrouwbare bron kwam (dat het op de waarheid zou berusten). Zie onze eerdere column hierover.
Na zo een serieuze bedreiging zou je verwachten dat Parmessar aangifte gedaan zou hebben. Helaas bleek dat hij geen aangifte had gedaan, ondanks het feit dat hij op de hoogte zou zijn dat er drie parlementariërs vermoord zouden worden. Na druk uit de (sociale) media en daarna in het parlement, heeft Parmessar besloten om uiteindelijk toch aangifte te doen. Dat was een enorme geruststelling dat hij aangifte had gedaan. Zo werkt het in een rechtstaat.
De euforie dat hij aangifte gedaan had, was van korte duur. Bij de aangifte kon Parmessar geen datum en tijdstip noemen waarop hij kennisgenomen zou hebben van de bedreigingen. Volgens Parmessar zou hij een telefoontje gekregen hebben van een anonieme beller; wanneer en door wie er gebeld zou zijn naar hem, wist hij niet te vertellen. Te uwer informatie: de politie kan een anonieme beller ook traceren.
Je zou tenminste denken dat hij als de dag van gisteren nog weet wanneer hij het telefoontje gekregen heeft met zo een verontrustende mededeling die een grote impact zou kunnen hebben op het leven van zijn collega’s. Sterker nog, hij deed de samenleving geloven dat het zou gaan om vertrouwelijke informatie vanuit een heel betrouwbare bron (het waren zijn letterlijke woorden). Nu kan hij niet eens vertellen wie de beller is, wanneer de beller gebeld heeft, etc.
Als de beller anoniem is geweest, hoe weet Parmessar dan dat het vertrouwelijke informatie is? Hoe weet hij dat het om een zeer betrouwbare bron gaat? Dit alles maakt zijn mededeling met betrekking tot de dodenlijst volstrekt ongeloofwaardig en theatraal. Kort geanalyseerd: aan de ene kant zegt hij dat de informatie zeer betrouwbaar is, maar aan de andere kant zegt hij niet te weten wie die informatie heeft gegeven.
Wij hebben de lichaamstaal van Parmessar tijdens het betreffende interview met de media gezien en die sprak boekdelen. Mensen die niet de waarheid spreken, vertonen vaak bepaalde symptomen op het moment dat zij de betreffende mededeling doen. Die symptomen waren ook duidelijk zichtbaar bij Parmessar.
Wij hopen dat de politie hem ook aan de tand gevoeld heeft met de bovengenoemde vragen die wij hier opgeworpen hebben. Overigens hopen wij dat Parmessar in het parlement bevraagd zal worden. De vragen hebben wij de parlementsleden alvast voorgekauwd.
Wij maken de heer Parmessar erop attent, dat indien blijkt dat hij een valse aangifte gedaan zou hebben, er een gevangenisstraf van een jaar op staat. In dit verband citeren wij artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht.
Het geheel wijst erop dat de heer Parmessar volstrekt onbetrouwbaar en ongeloofwaardig is. Zijn integriteit trekken wij nu helaas ook in twijfel. Wie verzekert ons dat hij in de toekomst niet weer zo een theater opvoert? In een beschaafde samenleving zou men zijn functie neerleggen na zo een blunder, want in het vervolg kun je zo iemand niet meer serieus nemen; alles wat hij in het vervolg zal zeggen, zul je eerst op de weegschaal moeten leggen en nog eens een keer op de weegschaal moeten leggen. Alles wat hij in de toekomst zal zeggen of doen, zal men zich twee keer moeten afvragen of het wel klopt.
U zou denken dat er dan niks aan de hand is, nu blijkt dat alles in de richting wijst dat de dodenlijst verzonnen zou zijn door Parmessar. Helaas zijn wij een andere mening toegedaan en achten wij de situatie juist ernstiger. Waarom zou Parmessar zo een theater opvoeren met betrekking tot zo een ernstige zaak? Welk doel heeft hij om zoiets te verzinnen? Er moet toch een doel zijn?
Uit dit alles blijkt dat het complot om een staatsgreep of misdaden te plegen, des te meer serieus genomen moet worden. Mogelijk wordt er simpelweg iets verzonnen als onderdeel van een scenario. Dit moet ook gezien worden in het verlengde van de eerder door oud-president Desi Bouterse gedane oproep om de wapens op te pakken. De zogenaamde dodenlijst die niet bestaat, zal men vervolgens als excuus kunnen gebruiken. In de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft Bouterse (de partijleider van Parmessar) reeds gebruikgemaakt van zulke scenario’s of rookgordijnen.
Dit is een enorme ‘misser’ van ‘Parmisser’.
Sunil Sookhlall & Kries Mahabier