Het Constitutioneel Hof (CHof) heeft vandaag geoordeeld dat de gewijzigde Amnestiewet van 5 april 2012 in strijd is met de Grondwet en internationale verdragen. Op basis van argumentatie en ingenomen standpunten komen de feiten gepleegd op 8 december 1982 niet in aanmerking voor amnestie. Deze uitspraak deed door de voorzitter van het CHof, Gloria Stirling, tijdens de eerste openbare zitting van het Constitutioneel Hof.
Door wijziging van de Amnestiewet heeft de wetgever getracht te bereiken dat het “low intensity” conflict in de samenleving wordt opgelost. De feiten gepleegd op 7, 8 en 9 december 1982 dienen volgens de amnestiezaken genoemd in het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR), de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens (IACHR) als ook het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens niet in aanmerking te komen voor amnestieverlening.
Het is vaste rechtspraak van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens, dat indien amnestie in strijd is met het Amerikaans Verdrag voor de Mensenrechten (AVRM), dat deze amnestie nietig wordt verklaard. Suriname heeft de jurisdictie van dit Hof erkend op 12 november 1987 en is gehouden aan haar uitspraak.
De toenmalige fractie van de NDP vroeg in 2020 aan het CHof om de gewijzigde Amnestiewet van 5 april 2012 te toetsen aan de artikelen 8, 10, 14 en 131 van de Grondwet van de Republiek Suriname. Eveneens werd gevraagd om de artikelen 2 en 14 van het internationale verdrag IVBPR en de artikelen 1, 8 en 15 van het Amerikaans verdrag AVRM te toetsen.
Bij het verzoek werd aangegeven dat er een constitutioneel vraagstuk is ontstaan betreffende strijdigheid van de gewijzigde Amnestiewet met de Grondwet en of enige volkenrechtelijke overeenkomsten. Het CHof is van oordeel dat de gewijzigde Amnestiewet in strijd is met de genoemde artikelen.
Het CHof komt echter tot het oordeel dat na de inwerkingtreding van de wet van 5 april 2012 de Waarheids- en Verzoeningscommissie nooit bij wet is ingesteld en dus niet kan worden nagegaan als de belangen van de slachtoffers, nabestaanden en die van de mogelijke verdachten van deze misdrijven zouden zijn gewaarborgd met deze wetswijziging.